Wandelclub op m’n eentje

Er gaat geen dag voorbij of ik trek mijn wandelschoenen aan. Niet van die lelijke, veel te dure bergexemplaren, maar gewone sneakers met deftige veters. Ik wandel graag. Tenminste, als de wandeling ergens naartoe gaat. Ik ben geen dagtripper die wandelt om te wandelen en zo op den wilden boef ergens onbekend uit te komen. Neen, doe mij maar een simpele, gezonde wandeling met een gekend begin- en eindpunt. Ik ben snel tevreden.

Omdat ik een chronische ziekte heb, is wandelen niet alleen een interessante manier om aan lokale sightseeing te doen en een uitstekende manier om wat tijd nuttig te spenderen. Wandelen is voor mij noodzakelijk om er terug bovenop te geraken. Mijn lijf is leeg en mijn benen moe. Door elke dag een kleine trip te maken, zal mijn lichaam langzaam terug sterk en gezond worden. En als er iets is wat alle zieke mensen willen, dan is het wel sterk en gezond zijn. Redenen zat om mijn witte gympen aan te trekken en dagelijks een frisse neus te halen.

Gust wandelt elke dag met mij mee. Hoewel we nooit echt afspreken, vinden we elkaar telkens ergens onderweg. Een wandeling zonder Gust is als een Frank Deboosere zonder snor. Het doet geen pijn, maar echt vrolijk word je er niet van. Het is niet zo dat Gust en ik de hele weg lopen te tetteren of samen naar een podcast luisteren. Wij wandelen om de geur van paardenstront in ons op te nemen, om naar de trein die voorbij dendert te zwaaien in de hoop dat de machinist naar ons toetert. En omdat wandelen in de buitenlucht tien keer beter is dan een gelijkaardig kunstje op een loopband. Niet dat Gust ooit zou wandelen op een loopband. Een kat op een loopband, stel je voor.

Gust is niet míjn wandelkat. Gust is de poes van de buren. Al lijkt hij eerder op een hond dan op een kat. Niet omdat hij een kampioen in het blaffen is, maar omdat hij flink luistert wanneer je hem roept. Ik ken geen enkele kat die pretendeert zo’n brave viervoeter te zijn als Gust. Naast telkens aan de verkeerde kant van het raam zitten, bij elk huis in de straat om barbecuevlees bedelen en op zijn kousenvoeten achter muizen jagen, houdt onze buurkat zielsveel van wandelen. Wat houdt die kat van een stapje in de wereld zetten, zeg.

Zo goed als elke dag komt Gust mij tegemoet gewandeld. En dus heb ik sinds een aantal weken mijn eigen wandelclub. Samen wandelen we langs buurman Tim die een hok voor zijn ezels bouwt, naar de paarden met typische paardennamen, terug naar huis.

Ik waag mij voorlopig nog niet aan heuse bergtochten of wandelen met stokken. Laat staan dat ik me bij zo’n echte wandelclub aansluit. Ik ben veel te jong om samen met mijn wandelmakkers in dezelfde outfit de Vlaamse wegen af te banjeren en de hele wandeling over het weer en de baardgroei van Björn Soenens te praten. Neen. Geef mij maar dat blokje of in mijn geval cirkeltje om. En ik weet zeker dat Gust daar ook zo over denkt. Voor zover katten nadenken natuurlijk.

 

Elke week van april pende ik een tranche de vie neer voor De Standaard. Deze column verscheen in De Standaard voor ‘De maand van’. Alle rechten zijn voorbehouden voor Corelio. 

Hanne

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.