Ik weet niet of het al wereldkundig is, het is geen breaking news maar toch: ik kom een uit grote familie. Mijn mama, komt uit een gezin van vijf en die vijf koters hebben naar hartenlust kinderen op de wereld gezet. Enter mezelf, mijn zussen en de zestien andere kleinkinderen. En zoals dat met grote families gaat, doen wij al eens stevig van party hardy. Zo ook dit weekend: twee communiefeesten, één mixverjaardagsparty en een jong-volwassenen happening. En dat is dus echt geweldig. Wij eten chique hapjes (ahja communiefeest), hopen voedsel (ahja grote familie) en zingen vrolijk liedjes en prikken onze vorken in de massaal aangebrachte taart (ahja, want iedereen is jarig). Ge-wel-dig.
Van die negentien kleinkinders ben ik de oudste en ook aan de andere kant, waar het getal minder imposant is (negen kleinkinders) noemen ze mij grijnzend ‘die oude’. En zo de oudste zijn heeft zo zijn voordelen. Ik heb ze allemaal, echt allemaal – ik was er steeds met mijn volle bewustzijn bij – weten geboren worden en ging daarna ook als een vakkundig moedertje voor hen zorgen. Inclusief luiers enal. Toen ik zeven was, waren mijn vier tantes simultaan zwanger, kostelijk amusement voor een zevenjarige. “Heeft tante Bie nu nog niet geworpen?” En op mijn veertiende kreeg ik het vertrouwen om mijn neefjes en nichtjes in hun bed te zwieren en daarna lekker schaamteloos chips te vreten. Da’s echt het einde voor zo’n veertienjarige, moet je weten.
Nu ben ik negentien jaar, zijn mijn neven en nichten halve pubers en dartel ik op de trampoline met de twee kleinste ukjes. Als Nel, de allerkleinste, achttien jaar wordt, ben ik er plots al vijfendertig. Fok. Maar da’s nog niet aan de orde. Doe mij voor nu nog maar een hoop taart en nog wat meer trampolinegehuppel.
– H